Als ze de coachruimte binnen stapt, is deze meteen gevuld met haar energie. Ze praat rusteloos, ademt hoog en raakt regelmatig buiten adem.
‘In mijn vorige zwangerschap had ik zoveel last van angsten dat ik met 40+6 weken ben ingeleid.
En nu, in deze tweede zwangerschap, begint mijn angst al bij 34 weken.
Ik word gek van mijzelf en dus zoek ik hulp.’
Ze kijkt me onrustig aan.
‘Goh’, zeg ik, ‘dus je bent erg bang dat de baby in jouw buik dood zal gaan.’
‘Ja’
‘Dat snap ik’ zeg ik.
Ze kijkt me een beetje verdwaasd aan.
‘Ja’, vervolg ik, ‘want zwanger zijn is hartstikke spannend en eng. En niemand kan jou garanderen dat het goed zal gaan. Ook ik niet.’
Haar blik verandert.
‘Zwanger zijn ís eng. Er is bijna nooit iets in het leven waar je je zo verantwoordelijk voor voelt en dat zó helemaal alleen op jou neerkomt. Jij draagt dat kindje in jouw buik. Jij voelt de bewegingen wel of niet, jij bent verantwoordelijk om op tijd aan de bel te trekken als er iets niet goed zou kunnen zijn. En niemand kan jou de garantie geven dat alles goed zal komen. Niet je man, niet je moeder, niet je verloskundige, niet de gynaecoloog en ook ik niet. Dat is hartstikke eng. Bang zijn in de zwangerschap is heel normaal.’
Ze schuift op haar stoel. ‘Dit antwoord had ik niet verwacht…’ zegt ze.
Ik leg haar nog een keer uit dat angst hoort bij zwanger zijn. Dat de angst er mag zijn en ze de angst niet hoeft weg te drukken. Maar dat het bij haar in een té grote vorm aanwezig is. Ik leer haar handvatten om de thermostaat van de angst, die bij haar regelmatig (op een schaal van 0 tot 10) op 10 staat, naar beneden te draaien. Ik vertel haar hoe ze haar man kan instrueren om haar te helpen als ze erg bang is.
Haar energie wordt rustiger, haar ademhaling dieper.
We spreken af dat ze aan de bel trekt als dat nodig is.
Ik hoor niets van haar.
Tot vorige week:
Ze appt: ‘Ik ben supergoed bevallen! Ik heb jouw oefeningen gedaan. Mijn man heeft me zo goed geholpen. De thermostaat hield ik op 5. Ik voel me zo blij en trots! Dank voor je steun.’