door Willemiek Timmermans
•
27 feb., 2024
Ondanks dat ik niet kan zeggen dat ik een zorgeloze jeugd heb gehad, dacht ik bij mezelf: dit heb ik een goed plekje gegeven. Ik kijk niet meer achterom en de toekomst wacht op me. Maar naarmate de tijd verder ging, kwam ik erachter dat dat inderdaad precies is wat ik had gedaan. Ik had het een plekje gegeven. Ergens ver weg, in een grote, donkere kast. Het lag daar op de onderste plank, helemaal achteraan. En die kast mocht niemand opendoen, want als die deur open zou gaan dan zou mijn schaamte aan het licht komen. Dan zou mijn grootste angst onthuld worden. De kast bleef dicht, ook toen ik trouwde met mijn man en we samen een nieuw leven begonnen. De toekomst? We zien wel hoe het gaat. Eerst investeren in elkaar, en daarna zal de weg verder wel gewezen worden. Voordat ik trouwde met mijn man heb ik eigenlijk nooit nagedacht over het ontvangen van kinderen. Daar zou ik wel een keer over na gaan denken als ik 30 ben. Maar mijn man had wél een kinderwens, en deze werd ook steeds groter. En met dat zijn kinderwens groter werd, groeide ook mijn angst. Want dit was niet iets waar ik klaar voor was. Hier had ik niet de juiste tools voor meegekregen. Het maakte me kwetsbaar, onzeker, bang. Huilend in de nacht werd ik wakker. Ik? Moeder? Een gezin starten? Die pijn verdragen? Mijzelf terugzien in een kind? Ik blokkeerde, merkte dat ik uit alle macht probeerde om geen moeder te worden. Om niet te verlangen, niet te hopen op. In onze omgeving werd kind na kind geboren. Iedereen leek zwanger, alles ademende kind. Maar mijn buik moest en zou leeg blijven.